3. GEEF HET VOORBEELD
Laat zien dat je zelf ook op moeilijke situaties afgaat en deze niet vermijdt.
Laat zelfvertrouwen en verstand zien als je zelf in een spannende situatie zit. Leg dan in begrijpelijke taal uit hoe je dat gedaan hebt.
Probeer kalm te blijven. Als jij je angstig gedraagt, kun je dit overdragen op je kind.
4. EERLIJKHEID
Neem het gevoel van je kind serieus en noem het geen aanstellerij,
Manipuleer nooit: "Ik word verdrietig als je die meneer geen handje geeft.", of “als je zo doet vind ik je niet meer lief.”
Het verdriet of de angst van je kind mag er gewoon zijn.
Benoem wat je doet en hou je daar ook aan.
Wees realistisch over prestaties, zonder overdreven te doen, te verbloemen als iets niet lukt of je kind af te kraken.