Blijf rustig en houd vol tot het gedrag over is.

Geef je kind op verschillende momenten positieve aandacht.
Als je kind ongewenst gedrag vertoont, keur dan het gedrag af, niet je kind.

Geef zelf het goede voorbeeld:
Gebruik zelf geen scheldwoorden, vloekwoorden of andere schuttingtaal.
Laat zien hoe jij problemen oplost.
Schreeuw of sla zelf nooit.

Laat je kind merken dat je luistert als het iets wil vertellen en neem daarvoor de tijd.
Benoem de gevoelens van je kind.
Als je kind merkt dat je echt luistert, zal het ook beter naar jou luisteren.

Leer je kind enkele duidelijke regels. Leg ook uit waarom iets niet mag. Je kind kan het dan beter begrijpen.

Zorg voor een voorspelbare omgeving.
Denk eerst na voordat je 'ja' of 'nee' zegt, en blijf vervolgens bij dat besluit. Doe ook echt wat je zegt en zorg dat je kind niet zomaar onder je grens uitkomt.

Geef zo veel mogelijk aandacht en complimentjes aan gedrag dat jij graag ziet bij je kind. Dat zorgt ervoor dat je kind dat vaker gaat doen.

Soms vertoont je kind ongewenst gedrag omdat het aandacht wil.
Kijk niet naar je kind, zeg niets en maak geen contact. Ga gewoon verder met je eigen bezigheden.

Het is beter om je kind niet te straffen, want dat is een negatieve vorm van aandacht. Haal je kind uit te ruimte te halen waar het zich ongewenst gedraagt. Je kind kan dan even tot rust komen

Vertel je kind welk gedrag moet stoppen, en wat je kind wél moet doen.

Verwacht niet te veel van je kind.
Benoem wat je ziet en geef ruimte aan de emotie.
Daardoor zal je kind zich erkent voelen en minder fel de strijd aangaan.

Driftig en boos zijn ontstaat vaak uit frustratie. Je kind wil iets, maar dat lukt niet. Dat je kind iets graag wil is ook een goed teken. Het toont temperament en ambitie. Help je kind dit in goede banen te leiden. Geef je kind de tijd en de ruimte om te doen om het goede gedrag te tonen. Misschien met een stapje terug en twee stapjes vooruit.

Kinderen vinden het fijn om zo veel mogelijk zelf te doen. Geef je kind die kans en moedig het aan. Laat ze meehelpen met waar jij mee bezig bent.

Geef je kind positieve aandacht als het ongewenste gedrag voorbij is. Doe samen iets leuks.

Bedenk dat opstandig gedrag er gewoon bij hoort. Alle kinderen vertonen het wel eens. Je kind begint nu langzaam zelfstandiger te worden.